Dit is deel 1 in de serie FILMBELEID | Alles wat je altijd al wilde weten
Voor de oorlog was filmfinanciering een particuliere aangelegenheid. Sinds 1896, het moment dat in de Kalverstraat in Amsterdam ‘Levende Fotografie’ van de gebroeders Lumière te zien was geweest en er voor het eerste korte films in Nederland geproduceerd werden, had de Nederlandse filmindustrie zelfstandig getracht zich te ontwikkelen. Dit ging met vallen en opstaan. Veel filmmaatschappijen gingen failliet en als er al een film gemaakt werd dan werd die geregisseerd door een Duitse regisseur.
1947 – Na de oorlog wordt er heel voorzichtig een aanzet gegeven tot het ontwikkelen van filmbeleid. Het toenmalige ministerie van OK&W reserveerde jaarlijks een bedrag in de begroting. Hier ging alleen nauwelijks stimulans vanuit. In de jaren die volgden werden er maar 9 Nederlandse films geproduceerd.
1956 – En toen in 1956 gebeurde er iets dat vandaag zo goed als onmogelijk lijkt ; de bioscoopbond wilde samen met de overheid de Nederlandse film gaan financieren. In het jaarverslag 1956 van de Nederlandse Bioscoopbond staat :
‘De Bond concludeerde, op grond van de opgedane ervaring, dat de verdere ontwikkeling van een Nederlandse filmindustrie slechts mogelijk is in continuïteit …en stelde vast dat de tot dusverre genomen maatregelen verbeterd en aangevuld moesten worden door het scheppen van zodanige voorwaarden, dat het risico van de producent beperkt blijft, redelijke winstkansen in het verschiet liggen en het investeren van gelden en het aantrekken van potentieel op ruime termijn kan geschieden. De aangewezen weg daartoe is de vorming van een fonds, dat allen die bij de productie betrokken zijn of zullen worden de overtuiging geeft, dat een bestaansbasis op lange termijn mogelijk is gemaakt, gedurende welke termijn de geruime tijd vragende ontwikkeling van scheppende krachten in de industrie zich zou kunnen voltrekken.
De bond klopt aan bij het ministerie Onderwijs Kunsten en Wetenschappen (OK&W) en stelt voor dat de bond een eenmalig bedrag van 300.000 gulden zal inbrengen en dat hij gedurende de komende tien jaar jaarlijks een bedrag beschikbaar stelt van 200.000 gulden. Het ministerie zou op haar beurt jaarlijks 300.000 gulden moeten investeren. Het ministerie reageert positief en eind 1956 ontstaat op de Jan Luykenstraat 2 in Amsterdam het eerste filmfonds. Officieel heet het het Productiefonds van de Nederlandse film.
1958 – De film Fanfare en de eerste kleuren film Jenny verschijnen in de bioscoop.
En er wordt een Filmacademie opgericht, waarbij de eerste lichting bestaat uit regisseurs als Nouchka van Brakel, Adriaan Ditvoorst, Pim de la Parra, Paul Verhoeven, Wim Verstappen en Frans Weisz.
‘Merkwaardigerwijs meldde zich geen enkele candidaat voor de leergang “Filmhandel”. Terwijl juist in bestuurscolleges van de Bond de noodzaak van een vakopleiding voor de filmhandel allerwege duidelijk gevoeld wordt, blijkt er maar bij een zeer gericht aantal jongelieden interesse voor een scholing op dit terrein.’
1960 – Hoewel de documentaire Glas van Bert Haanstra met een bijdrage van het Productiefonds gemaakt kon worden was er verder nauwelijks animo voor het fonds. Het bleef bij ongeveer twee films per jaar. Films werden voornamelijk in zwart wit gedraaid omdat er geen geld was voor kleur.
Eind jaren zestig verscheen overigens de in zwart wit gedraaide televisieserie Floris van Paul Verhoeven op televisie. De serie was een groot succes.
1970 – In de jaren zeventig, als de eerste lichting van de filmacademie films gaat maken (Blue Movie, Turks Fruit, Soldaat van Oranje) begint de Nederlandse film te leven.
1980 In de jaren tachtig volgen een paar successen : Ciske de Rat, Flodder, Abel en De Aanslag (1986)van Fons Rademakers die een Oscar wint.
1983 – Er wordt een tweede fonds opgericht, het Fonds voor de Nederlandse Film. Dit fonds richt zich op de artistieke film en wordt al snel ‘het kleine Filmfonds’ genoemd
1991 – Hedy d’ Ancona, minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) schrijft een ‘filmbrief’. Ze stelt voor om beide fondsen (het productiefonds en het filmfonds) samen te voegen met als reden; “de subsidieverlening voor filmproductie kan het meest doeltreffend geschieden vanuit één regie,” omdat “de verschillende genres dan steeds in hun onderlinge samenhang kunnen worden bezien.”
1993 – De twee fondsen fuseren tot de Stichting Nederlands Fonds voor de Film.
2011 – Het fonds krijgt een nieuwe naam waaronder het officieel naar buiten treedt : Het Nederlands Filmfonds, maar in de volksmond heet het nog steeds ‘het Filmfonds’.
2012 – Het Filmfonds vertrekt van de Jan Luykenstraat 2, de plek waar vandaan bijna vijftig jaar lang Filmbeleid werd uitgevoerd, naar de Pijnackerstraat 5 in Amsterdam.
Lees hier deel 2 | Filmbeleid door de jaren heen. Hierin gaan we dieper in op hoe filmbeleid zich inhoudelijk door de jaren heen ontwikkelde.
Lees hier deel 3 | Hoe wordt filmbeleid bepaald?
Bronnen :
- Jaarverslagen Nederlandse bioscoopbond,
- Motelfilms.nl geschiedenis van de Nederlandse film
- Eyefilm.nl eindelijk steun voor de Nederlandse film https://www.eyefilm.nl/collectie/filmgeschiedenis/artikel/eindelijk-steun-voor-de-nederlandse-speelfilm
Pingback: FILMBELEID | Alles wat je altijd al wilde weten | Filmzaken