Deel 3 | Hoe wordt nieuw filmbeleid bepaald? Het belang van één stem

Dit is deel 3 in de serie Filmbeleid | Alles wat je altijd al wilde weten.

Filmbeleid ontstaat in principe in nauw overleg met de sector. Diverse maatregelen, wet- en regelgeving en gedragcodes moeten dit waarborgen. Maar gebeurt het ook? Klinkt de stem van de sector; van de distributeurs, de producenten en de makers daadwerkelijk door in de beleidsplannen die eens in de vier jaar geschreven worden?

Afdeling Filmzaken dook in de wet- en regelgeving en probeerde een beeld te krijgen van de procedures, het tijdpad en de mogelijkheden om invloed uit te oefenen.

Wet- en regelgeving rond filmbeleid.

Sinds 1993 geldt de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid. Deze wet legt vast wat de betrokkenheid is van de rijksoverheid bij cultuur. De minister is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het in stand houden, ontwikkelen en sociaal en geografische spreiden of anderszins verbreiden van cultuuruitingen. De wet legt bovendien vast dat cultuurbeleid iedere vier jaar opnieuw moeten worden vastgesteld binnen de zgn. subsidie-plansystematiek.

De verantwoordelijkheid van de minister voor cultuurbeleid beperkt zich hierbij tot de hoofdlijnen van het beleid vanwege het zogenaamde Thorbecke-principe. Vanuit dit principe bemoeit de overheid zich niet met artistieke inhoudelijke overwegingen van cultuuruitingen. Voor dat oordeel doet de minister een beroep op de Raad voor Cultuur, het adviescollege dat regering en parlement adviseert over alle (inhoudelijke) zaken betreffende het cultuur- en mediabeleid.

Tijdens de subsidieplan-procedure zijn er mogelijkheden om invloed uit te oefenen. Er wordt regelmatig overlegd tussen de koepelorganisaties van provincies en gemeenten, de verschillende landsdelen, de negen grootste Gemeenten én de brancheorganisaties. Namens de filmsector zijn dat onder andere de belangenverenigingen van producenten (OTP en FPN), regisseurs (DDG) en scenarioschrijvers (Netwerk Scenarioschrijvers).

Ten aanzien van het nieuwe beleid, voor de periode na 2021, ziet de procedure en het tijdpad er als volgt uit:

Procedure

Op de site van de overheid valt te lezen :

De minister heeft d.m.v. de Cultuurnota-procedure zeggenschap over het beleid en het instrumentarium van het Fonds.  In de Cultuurnota van de minister wordt voor een periode van vier jaar het beleid en de financiering daarvan vastgelegd.  Aan de hand van deze Cultuurnota moet het Nederlands Filmfonds een beleidsplan indienen en op basis van dit plan wordt vervolgens subsidie toegekend.
Met beslissingen t.a.v. de individuele subsidie-uitkeringen van het Fonds bemoeit de minister zich niet.

Op 30 januari 2017 heeft de toenmalige minister van OCW Jet Bussemaker, in haar brief Verkenningsaanvraag cultuurbeleid 2012 en verder, de Raad voor Cultuur om advies gevraagd bij het vormgeven van cultuurbeleid vanaf 2021. De minister heeft hierbij  enkele prioriteiten aangegeven en formuleerde de belangrijkste onderzoeksvragen ten aanzien van de audiovisuele sector:

  • Wat is er nodig om pluriforme en kwalitatief hoogstaande Nederlandse culturele audiovisuele content te stimuleren, gezien het veranderende medialandschap?
  • Wat is er nodig om te zorgen dat deze content toegankelijk is en het publiek bereikt, ook internationaal?

De minister heeft bovendien aangeven dat het nodig is om te komen tot toekomstbestendig cultuurbeleid dat rekening houdt met nieuwe werkwijzen in de cultuursector en daarbij vindt de minister het van belang om, gezien de wens tot verandering, om in een vroeg stadium het inhoudelijke gesprek over mogelijke verbeteringen te starten. Geheel in lijn met het SER rapport Passie gewaardeerd merkt de minister bovendien op dat er niet enkel aandacht is voor gevestigde belangen in de cultuursector, maar “ook voor de positie van makers die vaak minder institutioneel verankerd en vertegenwoordigd zijn….”

Makerspartijen hebben met het SER rapport in de hand dus een goede mogelijkheid om gehoord te worden.

Raad voor Cultuur | Hoe en wie?

Op basis van het verzoek van de minister in begin 2017 stelt de Raad voor Cultuur vervolgens een zogenaamde verkenning op waarin ze een analyse geeft van de actuele stand van zaken binnen de filmsector. In de verkenning worden namelijk een aantal sectoradviezen opgenomen waarin per thema of discipline trends en ontwikkelingen geduid worden en verbonden worden aan mogelijke scenario’s.

Om zich te oriënteren spreekt de raad met diverse partijen. Partijen die door de raad zelf  benaderd worden of partijen die zich bijvoorbeeld melden bij de beleidsadviseurs Media. Volgens de site zijn dat : Anna Podroli en Jaap Visser

Om tot gedegen sectoradviezen te komen werkt de Raad voor Cultuur met kerncommissies waarin deskundigen zitting hebben die gezamenlijk per sector een brede visie ontwikkelen. Op de site van de Raad voor Cultuur wordt de werkwijze uit de doeken gedaan.

Deze kerncommissies organiseren ook debatten en focusgroepen rondom meer specifieke thema’s, zoals bijvoorbeeld vraag & aanbod, talentontwikkeling, internationalisering, arbeidsmarktpositie, publieksontwikkeling, beheer & behoud en digitalisering.

De raad baseert zich voor zijn adviezen onder meer op de sectoranalyses die enkele cultuurfondsen aanvullend hebben uitgevoerd (zoals het Filmfonds en BKNL); op ‘De Cultuurindex’ en ‘Cultuur in Beeld’; op informatie die (inter)nationale brancheorganisaties verzamelen over ontwikkelingen in een sector; op focusgroepen, debat en eventuele surveys via online enquêtes.

Het doel is om de diverse sectoren in kaart te brengen en sterkte-zwakte analyses te maken. De raad neemt drie belangrijke waarden van cultuur hierbij als uitgangspunt: de artistiek-inhoudelijke waarde, de economische waarde en de sociaal-maatschappelijke waarde.

Op basis van de sectoranalyses komt de raad tot beleidsaanbevelingen. Daarbij is er ook aandacht voor wie er aan zet is: de sector, een fonds of een overheid.

Ministerie OCW | Wie ontfermt zich over filmbeleid?

Naast de Raad voor Cultuur adviseert ook het managementteam van OCW (onder leiding van de directeur generaal mevrouw Barbara Wolfenberger en directeur Media & Creatieve Industrie dr. ir. Afke van Rijn ) de minister.  Sinds oktober 2017 is Ingrid van Engelshoven minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Om tot een goed onderbouwd advies voor de minister te komen heeft het ministerie van OCW in de zomer van 2017 een aantal bijeenkomsten georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten is gesproken met instellingen en makers; nieuw en gevestigd, gesubsidieerd en niet gesubsidieerd, en met publieke en private financiers.

Lees hier de terugkoppeling+bijeenkomsten+Cultuurbeleid+2021+en+verder

Het tijdpad om tot filmbeleid 2021 en verder te komen is als volgt:

Planning

  • Begin 2017. De minister vraagt in een brief aan de Raad voor Cultuur om advies. Hierin geeft ze haar doelstelling en prioriteiten aan.
  • 2017. Het ministerie organiseert bijeenkomsten met partijen uit de verschillende sectoren.
  • De Raad voor Cultuur doet in 2017 onderzoek naar de belangrijkste thema’s en knelpunten in de verschillende sectoren.
  • November 2017 – maart 2018 : presentatie van verkenning en sectoradviezen Raad voor Cultuur
  • Begin 2018 wordt de visie op hoofdlijnen bekend. Deze visie zal worden voorgelegd aan – en uitgewerkt worden met de cultuursector
  • Februari 2018 – gezamenlijke adviesaanvraag aan Raad voor Cultuur, door IPO (Interprovinciaal Overleg), VNG (Vereniging Nederlandse gemeenten), de G9- gemeenten en het ministerie van OCW over herziening van het cultuurstelsel.
  • Zomer 2018 – Advies Raad voor Cultuur over stelsel
  • Zomer 2019 – uitgangspuntenbrief periode vanaf 2021, waarin de beleidsdoelstellingen voor de komende vier jaar en de subsidiecriteria voor de zogenaamde landelijke basisinfrastructuur zijn vastgelegd.
  • Nadat de uitgangspuntenbrief in het parlement is besproken, wordt de subsidieprocedure vastgesteld en opengesteld voor instellingen die voor rijkssubsidie in aanmerking willen komen.
  • Najaar 2019 De Raad voor Cultuur beoordeelt de subsidieaanvragen van instellingen onder andere op artistieke kwaliteit en legt zijn oordelen in een integraal advies voor aan de minister. Op basis van dit raadsadvies stelt de minister het subsidieplan voor de komende vier jaar vast. In dit subsidieplan staan de besluiten over de landelijke basisinfrastructuur,  de specifieke cultuurprogramma’s en over de beleidsuitgangspunten van de cultuurfondsen.
  • Eind 2019 De cultuurfondsen schrijven op basis van het subsidieplan hun beleidsplannen
  • 2020 presentatie beleidsplannen cultuurfondsen periode 2021 – 2025

Heeft de sector invloed op nieuw filmbeleid?

Het is niet eenvoudig om te bepalen wie nu daadwerkelijk verantwoordelijk is voor filmbeleid, daarvoor is de tot standkoming een te lang en diffuus proces.  Natuurlijk spelen de Raad voor Cultuur, de minister en het management team van OCW een belangrijke rol en is er overleg met diverse partijen en ook het Filmfonds vervult – omdat het verantwoordelijk is voor de uitvoering van beleid – een cruciale rol. Het fonds werkt uiteindelijk de uitgangspunten van cultuurbeleid uit naar het beleidsplan en ze bepaalt bovendien de maatregelen.

Het belang van één stem

De Gedragscode Cultuurfondsen moet waarborgen dat het beleid aansluit bij de behoeften in de samenleving en dat het Fonds bij het vormen van beleid actief inbreng vraagt uit het veld onder andere door nieuwe plannen voor nieuw beleid te verspreiden zodat het veld de mogelijkheid heeft om te reageren.

Maar gebeurt dit ook?

Want hoe meer partijen hun stem laten horen, hoe onduidelijker het is wat er met de inbreng gebeurt en hoe makkelijker het voor beleidsmakers is om een eigen koers te varen.

Wil een partij er dus van verzekerd zijn dat ze invloed heeft dan moet ze spreken namens een zeer aanzienlijke groep, bijvoorbeeld namens een aanzienlijk deel van de makers – PAM (scenarioschrijvers, regisseurs en acteurs) – bijvoorbeeld. Maar nog beter is het natuurlijk wanneer ze kan spreken namens de hele filmsector, dus ook namens de producenten.

Anders is het zoals de geruchtenmachine van de Filmkrant in 2008 :

Ieder voor zich
Het is al vaak gezegd dat de filmwereld een kruiwagen vol kikkers is. Probeer die maar eens binnenboord te houden. Het lukte de Federatie Filmbelangen acht jaar. Sinds 2000 was een tiental beroepsverenigingen in de Federatie vertegenwoordigd. Het voordeel was dat niet iedere club een boze brief naar ‘Den Haag’ hoefde te sturen als een minister het Nederlandse filmbelang weer eens uit het oog verloor. Men kon volstaan met één woedende brief. Bijkomend voordeel was dat dat professioneler overkwam, want het staat nogal slordig als een sector niet met één mond tegen politici en bestuurders praat. De Federatie Filmbelangen was er voor de collectieve belangenbehartiging. We schrijven in de verleden tijd, omdat de leden de financiële stekker eruit hebben getrokken. De aangesloten clubs hebben niet langer 160 duizend euro per jaar over voor de Federatie. Bestuursvoorzitter Jaap Nieuwenhuis formuleert het zo: “Het financiële draagvlak was altijd al broos, maar is verder verbrokkeld.” Begrijpen doet Nieuwenhuis het niet, want de Federatie heeft volgens hem veel successen geboekt. Hij noemt de jarenlange bemoeienis met de fiscale stimuleringsmaatregelen, het luiden van de alarmbel over de belabberde inkomens in de filmwereld en het op de kaart zetten bij politici van de Nederlandse documentaire en animatie. De leden waren blijkbaar minder onder de indruk. Hoe dat kan? Nieuwenhuis houdt zich op de vlakte, want na de zomer praat het bestuur met de leden over de situatie. Te laat voor de twee personeelsleden van de Federatie Filmbelangen. Joost Dekkers en Marc de Groot staan per 1 september op straat.

Federatie Filmbelangen hield in 2013 officieel op te bestaan.

Op dit moment zijn er geweldig gemotiveerde belangenverenigingen van makers en filmprofessionals, en er zijn CBO’s en een Dutch Acadamy for Film, maar het ontbreekt aan een overkoepelend orgaan, een centraal aanspreekpunt van de filmsector. Alleen al om zeker te zijn dat de sector in Den Haag gehoord wordt is het van belang dat de sector zich organiseert en zich ontfermt over sectorbrede belangen zoals bijvoorbeeld betere financieringsmogelijkheden voor de Nederlandse film.

2018 is bepalend voor het filmbeleid vanaf 2020. Het heeft dus een soort van haast zullen we maar zeggen om de serieuze problemen waar de filmsector mee kampt op te lossen, liefst nog voor 2020.

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in Alle berichten, filmbeleid > issues, filmmakers, producenten en getagged met , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

4 reacties op Deel 3 | Hoe wordt nieuw filmbeleid bepaald? Het belang van één stem

  1. Pingback: FILMBELEID | Alles wat je altijd al wilde weten (introductie) | Filmzaken

  2. Pingback: Deel 1 | Ontstaansgeschiedenis Filmbeleid | Filmzaken

  3. Pingback: Deel 2 | Filmbeleid door de jaren heen | Filmzaken

  4. Pingback: Trends & Ontwikkelingen 21 november 2017 - Mestmag.nl

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s