Goede uitgangspunten voor cultuurbeleid 2021 – 2024

Update 4 februari

Het Filmfonds heeft haar beleidsplan 2021 -2024 gepubliceerd. Afdeling Filmzaken zal het met grote aandacht lezen, alleen al om te kunnen beoordelen in hoeverre het plan aansluit bij de goede uitgangspunten van de minister.


Artikel juni 2019

Minister van Engelshoven heeft in een brief aan de Tweede Kamer haar uitgangspunten geformuleerd voor Cultuurbeleid 2021 – 2024.

bonita-granville-396955_1920

Het zijn veelbelovende uitgangspunten die aangeven dat de minister en het ministerie de arbeidsmarktagenda secuur volgen en de belangen van filmmakers serieus nemen.

Het doel van dit artikel is de sector te informeren over de context van de Uitgangspuntenbrief van de minister en aan te geven wat de betekenis is. Om dit zo goed mogelijk te doen schetsen we eerst kort de situatie waarin de Filmsector op dit moment verkeert en geven we aan welke ontwikkelingen er gaande zijn binnen de arbeidsmarktagenda. Bovendien delen we gewoontegetrouw onze ideeën over maatregelen waarmee de kwaliteit van de Nederlandse film verhoogd kan worden.

Korte situatieschets Filmsector

Economisch

De opbrengstverdeling van een film is exemplarisch voor de precaire positie van producenten en filmmakers;  tegen de tijd dat zij als partij in beeld komen is de koek meestal verdeeld. De inkomsten voor filmmakers is bovendien geregeld via de producent, dus als de producent nauwelijks iets overhoudt, dan geldt dit helemaal voor de van hen afhankelijke filmmakers zoals de scenarioschrijver en de regisseur.

Alle partijen in de keten van een film (creatie – productie – distributie – exploitatie) zijn belangrijk. Ondertussen is het wel essentieel dat er in de keten sprake is van een gezonde balans; in inkomen en tussen commerciële en artistieke belangen.

Het marktaandeel van de Nederlandse film is sinds 2016 al drie jaar op rij rond de 12%, dit is fors lager dan het tien jaar geleden was (rond de 18%). Dit in combinatie met de scheve verdeling van filmopbrengsten zorgt er voor dat het rendement op een investering in de Nederlandse film te wensen overhoudt. Hierdoor is er een nijpend tekort ontstaan aan financieringsmogelijkheden. Films worden voor te lage budgetten gemaakt en de Nederlandse film is in een neerwaartse spiraal beland.

Cash Rebate regeling : Goede nieuws was dat er meer geld beschikbaar is gesteld voor de Nederlandse film, onder andere via de Cash Rebate regeling. Het nadeel is dat deze bijdrage  vooral economisch gericht is en dat het, onder andere door de eisen die er gesteld werden, in grote mate terecht kwam bij buitenlandse producties en nauwelijks ten goede is gekomen van beginnende producenten en eigenzinnige plannen van de scenarioschrijver en de regisseur.  Het heeft het marktaandeel van de Nederlandse film noch de aantrekkelijkheid van de Nederlandse film voor financiers tot nu toe niet verhoogd.

Artistiek

Het structureel niet kunnen verdienen aan de vruchten van je eigen werk holt op den duur de kwaliteit uit van de films. Het ontneemt filmmakers en producenten de mogelijkheid om als ondernemer (men vergeet vaak dat filmmakers ondernemers zijn) autonoom te investeren in nieuw werk of eigen talent- en kennisontwikkeling. Om in hun onderhoud te voorzien moeten ze van opdracht naar opdracht, vaak met langdurige tussenposen. Ondanks hun vaak sterke auteursrechten die de intentie hebben om filmmakers verbonden te laten blijven met hun werk en hun een aandeel in de opbrengsten beloven, blijven ze financieel afhankelijk van derden, inclusief het fonds. Dit raakt zowel jonge als ervaren makers en producenten en het verzwakt de creatieve slagkracht van de sector als geheel. Zie ook het Beroepsprofiel Audiovisuele sector

Uitvoering Filmbeleid

Het Filmfonds hanteert een aantal regelingen waarmee het producenten op basis van exploitatieresultaten de mogelijkheid geeft om nieuw werk te maken. Deze regelingen zijn er niet voor scenarioschrijvers en regisseurs.  Bovendien hanteerde het Filmfonds de afgelopen jaren reglementen waarin een selecte groep producenten centraal stonden. Scenarioschrijvers en regisseurs hadden alleen via deze producenten toegang tot subsidie en waren nauwelijks in staat hun eigen filmverhalen te initiëren.  Daarbij hadden beginnende producenten weinig mogelijkheden voor het maken van eigenzinnige films.  Met de komst van de minister is hier gelukkig verandering in gekomen. De eisen die gesteld worden aan de aanvrager van de Cash Rebate en Screen NL zijn sinds 2018 versoepeld en er kunnen nu ook films met een bescheiden budget een cash rebate bijdrage ontvangen.

Bovendien kunnen scenarioschrijvers sinds 2019 weer zonder producent een bijdrage aanvragen voor het schrijven van een eerste versie van hun scenario. Het zijn gunstige ontwikkelingen die een goed functioneren bevorderen van filmmakers en producenten.

Arbeidsmarktagenda | Eerlijke beloning

In haar uitgangspuntenbrief schrijft de minister :

Eerlijke beloning is voor mij een onbetwistbaar uitgangspunt. Eerlijke beloning is wat mij betreft belangrijker dan de kwantiteit van de productie en werkgelegenheid: meer productie en meer werkgelegenheid mogen niet ten koste gaan van een eerlijke beloning.

Dit betekent onder andere dat er geen films met subsidie ondersteund zouden mogen worden waarbij mensen onderbetaald worden. Ondertussen rijst de vraag: Wat is onderbetaald? En wat is een eerlijke beloning? Binnen de arbeidsmarktagenda zijn dit belangrijke en complexe vragen, die de komende tijd opgelost moeten worden.

Honorariarichtlijnen

Om binnen de verschillende sectoren tot honorariarichtlijnen te komen is er geld beschikbaar gesteld. (NB belangenverenigingen kunnen zich wenden tot het – nog in oprichting zijnde – PACCT (Platform Arbeidsmarkt Culturele en Creatieve Toekomst).

edward g robinson en humprey bogart

In de filmsector zijn verschillende pogingen gedaan om tot richtlijnen en modelcontracten te komen voor honoraria en tarieven. Helaas tot nu toe zonder succes. Toch zijn er wel richtlijnen. Producenten ontvangen bijvoorbeeld doorgaans tussen de 5-10% van de begroting als producersfee, naast een percentage voor overhead (bureaukosten).

Scenarioschrijvers en regisseurs zouden percentages kunnen hanteren die aanbevolen worden door FSA en FERA (Europese koepelorganisaties voor scenarioschrijvers en regisseurs), deze liggen tussen de (3 – 10%) en de NSC, beroepsorganisatie van cameramensen, heeft een app ‘film crew fees’ ontwikkeld die een indicatie geeft van (uur/dag/week/maand) tarieven van verschillende crewleden.

Een belangrijk punt op de Arbeidsmarktagenda is het vergroten van de eenheid onder werkenden. Om die reden hebben de verenigingen van makers en werkenden zich verenigd in de Creatieve Coalitie (www.decreatievecoalitie.nl).

De minister schrijft voorts:

Voor de periode 2021-2024 neem ik voor de basisinfrastructuur, inclusief de fondsen, de volgende maatregelen:

Onderschrijving van de Fair Practice Code, de Governance Code Cultuur en de Code Culturele Diversiteit is een subsidievoorwaarde. Het gaat om een knock-out criterium: instellingen die de codes niet onderschrijven, ontvangen geen subsidie. Over de toepassing van de codes ga ik periodiek met instellingen in gesprek, volgens het principe: pas toe en leg uit.

Diversiteit

Als bijlage is er bij de uitgangspuntenbrief een bijlage diversiteit-in-de-cultuursector  toegevoegd van de meest recente cijfers en ontwikkelingen in de personele diversiteit van culturele instellingen en adviescommissies van cultuurfondsen en raden. We hebben niet uitgezocht of hoe de diversiteit van het Filmfonds zich verhoudt tot het gemiddelde.

Fair Practice Code

Op dit moment ligt er een algemene Fair Practice Code voor de creatieve en culturele sector, met 5 basiswaarden die onderschreven moeten worden. Deze basiswaarden moeten per sector verder uitgewerkt worden, ook binnen de Filmsector.  Op dit moment ligt er nog geen Fair Practice Code voor de filmsector.

Collectief onderhandelen

Een belangrijk punt voor zzp’ers is de mogelijkheid om collectief te kunnen onderhandelen. Dit is voor filmmakers die zzp’ers zijn van groot belang.

Kamerleden Ellemeet en Asscher hebben november 2017 een motie ingediend waarin gevraagd wordt om in overleg met de sector experimenteerruimte te creëren opdat zzp’ers werkzaam in de culturele en creatieve sector collectief kunnen onderhandelen. Deze motie is aangenomen.

De minister heeft dit opgepakt en laat in haar uitgangspuntenbrief weten dat ze de Tweede kamer in het najaar van 2019 zal informeren over de voortgang.

UNFair Practice

Er is een meldpunt UNFAIR PRACTICE waar werkenden in de filmsector melding kunnen maken van oneerlijke betaling.

De Kunstenbond heeft een aantal schrijnende gevallen gebundeld in een boekje en dit op 20 juni 2019 aangeboden aan de Tweede Kamer. Met betrekking tot de filmsector staat er in :

Animator: Er is structurele betutteling vanuit het fonds en daarbij is het aantal (onbetaalde) uren dat je kwijt bent aan bureaucratische bewijslast bizar. Omdat de film anders nooit wordt gemaakt, spring je door de hoepels die het fonds je voorhoudt en puzzel je begrotingen in elkaar die maar voldoen aan de regels van het fonds.

De bureaucratie waar met name producenten en scenarioschrijvers mee te maken hebben is ook tot de minister doorgedrongen. Ze schrijft:

Van de fondsen verwacht ik dat zij de komende periode hun regelingen vereenvoudigen, nog meer samenwerken en meer oog hebben voor discipline-overstijgende projecten.

Kwaliteit van de Nederlandse film

De minister schrijft hierover:

De kwaliteit van Nederlandse audiovisuele producties en de zichtbaarheid en toegankelijkheid ervan vormen voor mij prioriteiten. 

De komende jaren zet ik in op films en audiovisuele producties met een sterke signatuur. Daarvoor is meer ruimte nodig voor de ontwikkeling van scenario’s en filmplannen, naast een breed pakket aan maatregelen om de eigenzinnigheid en kwaliteit van Nederlandse films te bevorderen.

De afgelopen jaren is het beleid van het Filmfonds vooral gericht geweest op de producent  (zie ook dit artikel waarin de fondsreglementen van de afgelopen tien jaar op een rij zijn gezet) waardoor er weinig mogelijkheden waren voor scenarioschrijvers, regisseurs en beginnende producenten om films te initiëren. Hun stem drong nauwelijks nog door in de keuze van de films die ondersteund en gemaakt zijn. Het leidde uiteindelijk tot een eenzijdig aanbod van films in de bioscoop.

Om hier verandering in te brengen, heeft de minister er voor gezorgd dat scenarioschrijvers vanaf 2019 ook zonder producent een subsidiebijdrage kunnen krijgen voor de eerste fase van het schrijven van een scenario. Het schrijfproces wordt bovendien niet langer in fasen opgedeeld en er zijn mogelijkheden om het project artistiek beter voor te bereiden. Hiermee komt ze tegemoet aan de wens van filmmakers voor meer tijd, ruimte en vertrouwen, zoals ze deze geuit hebben in een enquête die gehouden is door het Filmmakersinitiatief.

Meer autonomie

De minister benadrukt in haar brief het belang van meer autonomie voor het ontstaan van kwaliteit.

Ik vraag het Filmfonds om:

        • meer ruimte te creëren voor de ontwikkeling van filmprojecten en de autonomie van makers – scenaristen, regisseurs en onafhankelijk filmproducenten -, en zijn regelingen zo in te richten dat productiedwang afgeremd wordt;
        • scherpe keuzes te maken bij de kwaliteit van producties en de lijn ‘meer geld voor minder films‘ voort te zetten;
        • meer diversiteit in het palet aan audiovisuele producties aan te brengen;
        • Via de cash rebate de internationale concurrentiepositie en de betrokkenheid van Nederlandse filmprofessionals bij film- producties te blijven stimuleren.

Het is nu aan het Filmfonds om maatregelen te formuleren waarmee het ontstaan van kwaliteit van de Nederlandse film gestimuleerd wordt. (Zie ook ons artikel oplossingen )

Filmzaken : Randvoorwaarden voor het verhogen van kwaliteit

          • Om meer ruimte te creëren voor een eigen signatuur, zou de inhoudelijke goedkeuring van een filmplan door consulenten of commissies niet langer leidend mogen zijn bij de toekenning van subsidie. De kwaliteit van de financiering en de kwaliteit van de betrokken makers en producent zouden hiervoor bepalend moeten zijn. Als de makers en de producent goed zijn, dan biedt dat nog de meest garantie op het ontstaan van kwaliteit. (NB Dit neemt niet dat het maken van een film complex is en zelfs in het geval er uitstekende makers bij betrokken zijn, kan mislukken.)
          • Het Filmfonds zou zich niet langer hoofdzakelijk op de producent moeten richten, maar de partijen binnen de driehoek – scenarioschrijver, regisseur en producenten – centraal moeten stellen. Een optimale samenwerking tussen filmmakers en producenten is het fundament waarop de filmsector is gebouwd. Het vraagt om een werkomgeving waarin artistieke zeggingskracht en ondernemersdrift zich goed tot elkaar verhouden en optimaal tot hun recht komen. De driehoek is  eindverantwoordelijk voor de economische en artistieke kwaliteit van de film. Bovendien zouden deze drie groepen ieder evenveel mogelijkheden moeten hebben om films te initiëren, zodat er een divers aanbod aan artistieke en economisch interessante films kan ontstaan.
          • Om producenten en filmmakers goed te laten functioneren moet er voorzien worden in hun basisbehoeften –  deze gelden waarschijnlijk voor elke culturele sector:
                    • Autonomie
                    • Weten wat er met je werk gebeurt
                    • Meedelen in opbrengsten, zodat je zelfstandig kunt investeren in nieuw werk

HEFFINGEN

Over het advies van de Raad voor Cultuur over heffingen en het filmbeleid van de Publieke Omroep zullen de minister voor Basis-, Voortgezet Onderwijs en Media en ik de Tweede Kamer apart informeren.

De minister geeft in haar brief aan dat ze allereerst wil zorgen dat de kwaliteit van de Nederlandse film omhoog gaat. Tijdens de rondetafelgesprekken van 20 juni j.l ter voorbereiding op het debat over de Uitgangspunten notitie met de Tweede kamer bleek opmerkelijk genoeg dat de directeur van het Filmfonds niet verder inging op de maatregelen waarmee de kwaliteit omhoog gaat, maar focuste op het instellen van heffingen op exploitatie-inkomsten. De directeur koppelde de invoering van heffingen op een bijzondere manier aan het verhogen van de kwaliteit van het Nederlandse film. Het leverde een opmerkelijk betoog op.  Het was voor ons aanleiding voor het volgende artikel

 

BIJLAGEN

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in Alle berichten, arbeidsmarkt > issues, filmbeleid > filmfonds, misstanden en getagged met , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op Goede uitgangspunten voor cultuurbeleid 2021 – 2024

  1. Pingback: Zijn heffingen op filminkomsten dé oplossing voor de Nederlandse film? | Afdeling Filmzaken

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s