Op 19 december 2018 hebben de ministers Ingrid van Engelshoven en Arie Slob een informatieve brief gestuurd aan de Tweede Kamer over een nieuwe stimuleringsmaatregel voor de Nederlandse audiovisuele sector; de investeringsverplichting.
In de brief komen belangrijke onderzoeksresultaten aan bod en wordt duidelijk gemaakt voor wie de verplichting geldt. Er wordt bovendien melding gemaakt van een systeemfalen in onze sector.
Voor Afdeling Filmzaken aanleiding om de belangrijkste punten van de brief op een rij te zetten.
Lees hier de reactie van PAM – Portal Audiovisuele Media– de koepelorganisatie waarin de CBO’s en belangenverenigingen van scenarioschrijvers, regisseurs en acteurs verenigd zijn
onderzoek
Het ministerie heeft als voorbereiding op het besluit, over de vorm van stimuleringsmaatregel, onderzoek laten doen. Dit is mede gebaseerd op een overzicht van Europese stimuleringsmaatregelen en heeft geleid tot een interessante inventarisatie van de economische effecten van heffingen, quota en investeringsverplichtingen door onder andere het Nederlandse onderzoeksbureau Dialogic : “Verheffing of verstoring?” Effecten stimuleringsmaatregelen audiovisuele productie in Nederland
geen heffingen maar een investeringsverplichting
Op basis van de resultaten van het onderzoek en in afstemming met de staatssecretaris van Economische zaken en Klimaat heeft het ministerie uiteindelijk gekozen voor een investeringsverplichting in plaats van de heffingen die de Raad voor Cultuur in 2018 voorstelde in haar Sectoradvies Audiovisueel: “Zicht op zo veel Meer”. De belangrijke reden hiervoor is:
Exploitanten kunnen bij een investeringsverplichting namelijk zelf bepalen in welke producties zij investeren. Dit brengt de prikkel met zich mee om deze culturele producties tot een commercieel succes te maken. Bovendien komt met deze maatregel meer evenwicht in de keten, waarin makers en onafhankelijke producenten steeds moeilijker private financiering vinden om een divers en kwalitatief aanbod te maken.
Dialogic concludeerde in haar onderzoek bovendien dat heffingen naar verwachting marktverstorend zullen werken en onvoorziene neveneffecten met zich mee brengen.
hoogte investeringsverplichting en voor wie?

De investeringsverplichting geldt voor
- bioscopen
- TVOD aanbieders (aanbieders die transactioneel video on demand aanbieden en verdienen met pay per view of aan advertenties)
- SVOD aanbieders (aanbieders die met subscription video on demand werken en verdienen met het aanbieden van abonnementen) en
- omroepen.
Voor alle exploitanten die verdienen aan Audiovisuele content maar doorgaans niet rechtstreeks in aanbod investeren (bioscopen en TVOD aanbieders) komt er een verplichting van 3% van hun in Nederland gegenereerde relevante jaaromzet*.
Exploitanten zoals omroepen en SVOD aanbieders (Netflix, HBO etc) die wel al in content investeren krijgen een investeringsverplichting van 6% van hun in Nederland gegenereerde relevante jaaromzet*.
(*NB het is niet helemaal duidelijk of hiermee de bruto omzet wordt bedoeld)
De verplichting geldt overigens alleen voor een omzet boven de 1 miljoen euro. (NB Filmtheaters waarvan de omzet uit kaartverkoop niet boven de 1 miljoen euro uitkomt zijn hierdoor gevrijwaard van een investeringsverplichting)
belangrijke details
- Wanneer exploitanten niet rechtstreeks willen of kunnen investeren – omdat ze er geen ervaring in hebben zoals bijvoorbeeld de bioscopen – dan is er een mogelijkheid om het investeringsbudget af te dragen aan een privaat fonds – zoals voorbeeld het huidige Abraham Tuschinski fonds.
- Het is de bedoeling dat dit nieuwe fonds door de exploitanten zelf beheerd en bestuurd zal worden.
- De investeringsverplichting wordt opgenomen in een wetsvoorstel m.b.t. wijziging van de Mediawet.
- Het Commissariaat voor de Media houdt toezicht op de uitvoering van maatregel en toetst of de exploitanten aan het percentage en voorwaarden voldaan hebben.
- 4 jaar na de inwerkingsdatum is er een evaluatie met betrekking tot productie en zichtbaarheid, de werking en effect op de markt.
- Om te waarborgen dat er daadwerkelijk in Nederlands cultureel aanbod met kwaliteit wordt geïnvesteerd zal er een lichte toets gekoppeld worden aan de verplichting.
- Het BTW convenant vervalt op het moment dat de investeringsverplichting in werking treedt.
aanvullende maatregelen
- via het Filmfonds wordt ingezet op verdikking – meer budget voor minder producties
- meer ruimte voor ontwikkeling van scenario’s en filmplannen van makers
- een sterkere focus op eigenzinnigheid en authenticiteit
- positie van buitenproducenten wordt versterkt
- versimpelen financieringsprocedures ontwikkeling, productie en exploitatie van documentaires, films en tv series – door een gezamenlijke aanpak van de publieke omroep, Filmfonds en CoBO
systeemfalen
Volgens de onderzoekers van Dialogic is er naast marktfalen ook sprake van systeemfalen. Hierbij gaat het onder andere om
- een versnipperde productiesector
- sterk geconcentreerde markten voor eindvertoning
- complexe financiering van audiovisuele producties
- sterke afhankelijkheid van buitenproducenten van de publieke omroep en
- snelle wijze van produceren waardoor soms onvoldoende aandacht is voor de kwaliteit van films en series.
sectorplan
De minister heeft aan partijen in de productie en exploitatieketen gevraagd om met een sectorplan te komen. Dit plan wordt dit najaar verwacht.
tot slot
Afdeling Filmzaken is blij met de nieuwe maatregel en hoopt dat het makers en producenten in toenemende mate in staat zal stellen hun (eigen) dromen en ambities te verwezenlijken en daarmee een groot publiek te bereiken waardoor exploitanten ook zonder verplichting graag zullen investeren in Nederlandse content.
We kijken bovendien uit naar de analyse van de sector met betrekking tot het systeemfalen en dragen met analyses en aanbevelingen graag ons steentje bij, ter inspiratie, aan het sectorplan.
Pingback: Artikel | Trends & Ontwikkelingen 17 januari 2020 - Mestmag.nl
Pingback: EU richtlijn Audiovisuele Mediadiensten 2018/1808 (AVMD) | Afdeling Filmzaken